Zo’n Revue, wat betekent dat voor een deelnemer? De verhalen gaan dat sommigen
verslaafd zijn aan het “Revue-gevoel” en reikhalzend uitkijken naar steeds de volgende
editie. We vragen oud-deelnemers wat het Revue-gevoel voor hen inhoudt.
Als oud-bestuurslid kent André Rijniers het klappen van de zweep. Hij weet hoe het voelt om
bestuurlijk verantwoordelijk te zijn voor de hele productie. Maar ook hoe het is om als speler
of koorlid naar het moment van de uitvoering toe te werken. “Tja, en dan te bedenken dat het
vanwege de eeuwwisseling oorspronkelijk de bedoeling was om slechts eenmalig een Revue
te houden,” verzucht André met vrolijke pretogen.
Dat moet hij natuurlijk even toelichten. “Nou, het zat zo,” André gaat er eens goed voor
zitten, “ik geloof dat ik in ’97 of ’98 gevraagd werd door Ernst Lamers. Hij was de
initiatiefnemer voor het vervolg op de Revue na de laatste editie in 1950. Er waren al
tekstschrijvers en verenigingen die mee wilden werken. Het moest een echte revue worden,
een toneelstuk met aaneenschakeling van voordrachten afgewisseld met zang en dans.
Tegenwoordig is het geen revue meer maar een musical. Maar goed, daar gingen we mee
aan de slag.”
Mijmerend wijdt hij uit over hoe het er in die tijd aan toe ging. Dankzij een riant
sponsorbedrag van de Rabobank en de inkomsten van de entreegelden hadden ze een
vliegende start. “De reacties na die uitvoeringen… het was zó leuk om boodschappen te
doen! Mensen bleken genoten te hebben, zoveel complimenten kregen we.” Glunderend: “Ja
echt, ik was zo trots als een aap met zeven… nou, je weet wel.”
“Dus toen we vervolgens met het bestuur bij elkaar kwamen om de opbrengst te verdelen,
wat over was ging naar de deelnemende verenigingen, toen heerste het Revue-gevoel nog.
We keken elkaar allemaal aan en vroegen ons af, waarom niet nog een keer…?” André
vertelt dat het hele proces weer van het begin af aan in gang werd gezet: schrijver zoeken,
dan regisseur, leden voor het productieteam. “Het enige verschil tussen de ‘millennium-
revue’ en de volgende edities was dat er daarna individuele deelnemers waren. Niet meer
alleen via verenigingen. Maar,” zo benadrukt de voormalige voorzitter van het bestuur, “de
doelstelling was hetzelfde als nu. Die was er als vanzelf, het ging altijd al om de verbinding.”
Hij vraagt wat we van hem willen weten. “O het Revue-gevoel? Van alle besturen waarin ik
zat, was die van de Revue toch heel anders. Onderling was er zo’n enorme band, echt om te
koesteren. Keuzes werden in harmonie gemaakt, er is ook steeds veel kwaliteit: alle talenten
zijn aanwezig. Ik heb er veel nieuwe leuke mensen leren kennen.” Hij denkt nog even na.
“Weet je wat het aardige is? Dat regisseurs van naam interesse hebben om onze Revue te
regisseren! Dan weet je dat we wat te bieden hebben.”
Wanneer hij erop gewezen wordt dat hij nergens meer in zit maar wel in de ‘wij-vorm’ praat,
zegt hij vol genegenheid: “Ik zit nergens meer in, maar de Revue nemen ze me niet af. Als ik
hier bij de repetitie kom kijken, dan zie ik het. Dan voel ik het. En dan voel ik dat ik er nog
steeds bij hoor.”
Foto: André Rijniers
Interview en tekst: Linda Salden