Spiegellied
In elke spiegel die mij spiegelt,
in elk glas waarin ik kijk:
steeds weer zie ik daar een ander,
zie ik niet op wie ik lijk.
Ben ik anders sinds die middag,
toen ik plots die jongen/dat meisje zag?
Waar is mijn heldere blik gebleven
waar is mijn brutale lach?
refrein
In elke spiegel die mij spiegelt,
in elk glas waarin ik kijk,
steeds weer zie ik daar een ander,
zie ik niet op wie ik lijk.
Spiegel zeg me, laat me weten
wordt het geluk of wordt het spijt?
Geef me rust, een kalm geweten
wordt mijn droom nu werkelijkheid?
In het glas dat mij moet tonen
zie ik slechts een dromer staan
de ogen staren, de ogen dromen
een blik vertroebeld door een waan.
Is het waar, is ’t ongelogen
is dit wat dichters huilen doet?
Zie ik in het spiegelend glas
degene die Liefde heeft ontmoet?
Die lippen fluisteren als de mijne
de vraag die nu in tweevoud klinkt
stel ik mijn hart open voor het zijne/hare
waarom voel ik dat het ergens wringt?
Moet ik huilen, moet ik lachen
al mijn aarzelingen overboord?
Geef ik mij over aan de Liefde
mijn hart aan hem/haar die mij bekoort?